Heide.
Door de komst van vogelmest uit Zuid-Amerika en kunstmest waren er aan het einde van de 19de eeuw geen heiplaggen meer nodig voor de bemesting van akkers. Bovendien kwam eind 19de eeuw wol van een betere kwaliteit en voor minder geld uit Australië op de markt. Heideschapen in de Peel brachten daardoor niets meer op en bijna alle heidevelden werden begin 1900 ontgonnen. Een hypermoderne boerderij uit die dagen ligt in Elsendorp: De Annahoeve. Het was een voorbeeld boerderij voor de omgeving. Overigens gingen veel van die nieuwe boerderijen failliet omdat de opbrengsten op die voormalige schrale heidegronden erg tegenvielen, ondanks de vogel- en kunstmest.
De meeste ontgonnen heidegronden werden gebruikt als gras- en maïsland voor rundvee. Op de droge gronden met stuifduinen werden bossen aangeplant. Vaak op basis van landschapsplannen uit de omgeving die de nieuwe grootgrondbezitters mooi vonden. Voorbeelden zijn De Kromme Rijn (omgeving Utrecht) of de Achterhoek (Gelderland) en Twente (Overijsel). Zo ontstonden grote landgoederen die eigenlijk een kopie waren van landschap elders in Nederland. Een kenmerk van de wegen door een landgoed zijn de beuken- of eikenbomen die er langs staan. De landgoederen, Aerlesche Peel, Vinkenpeel, Stippelberg, De Krim, De Sijp en Cleefswit zijn voorbeelden in Gemert-Bakel waarvan allerlei wegen zijn uitgegroeid tot imposante eikenlanen. Toch is hier en daar in Gemert-Bakel nog wel heide te vinden zoals op de Bunthorst en De Krim bij Elsendorp en de Hazenhutseheide bij Milheeze.
Tegenwoordig wil heide uit zichzelf niet goed meer groeien. Het wordt verdrongen door grassen. Door de enorme aantallen vee in de omgeving (koeien, varkens, kippen en nertsen) komen uit de stallen en de weiden veel voedingstoffen in de lucht terecht waardoor het gras steeds beter groeit ten koste van de hei.