Het recept uit 1514:
Neem 200 gram bloem, 100 gram boter, 75 gram poedersuiker, een ei en een snufje zout. Voeg geen vocht toe. Meng dit alles goed door elkaar. Laat het deeg een half uur rusten.
Rol het vervolgens uit en bedek de taartvorm. Een klein beetje paneermeel over de bodem zorgt er voor dat het vocht van de vulling de bodem niet week maakt.
Gebruik voor het maken van de vulling van een appeltaart zoetzure appels, bijvoorbeeld Jonagold. Iets zuurdere en stevigere appels als Granny Smith kunnen ook gebruikt worden.
Schil de 6 tot 8 appels, verwijder het klokhuis en snijd de appels in kleine partjes. Meng de appelpartjes met 75 gram suiker, twee eetlepels kaneel en ongeveer 1/3 potje gember (gemberpoeder kan ook worden gebruikt, neem dan een halve theelepel). Meng dit alles goed door elkaar met een klein scheutje rozenwater. Stort dit mengsel op het deeg en steek hier en daar een paar heel kleine blokjes boter tussen de vulling. Mocht er nog deeg over zijn, dan kan dit gebruikt worden voor het bedekken van de appeltaart met reepjes of het maken van een verdikte rand. Voor de glans moet het deeg worden ingestreken met een beetje losgeklopt ei of een beetje koffiemelk.
Bak de appeltaart in een voorverwarmde oven gedurende ongeveer 60 – 75 minuten op 170 graden. Strooi na afloop een beetje suiker of poedersuiker en wat kaneel over de appeltaart.