Appeltaart.
Het oudste recept voor het bakken van een appeltaart komt uit 1514, jawel 600 (!) jaar oud…..Men kende al langer appels, minstens 3 rassen, in die tijd. Een van die rassen, vermoedelijk een variant op de renet, was de goudrenet. Een stevige appel met een zure smaak, die na het bakken enige stevigheid behoudt en daarom erg geschikt is om appeltaart te maken. De VOC bracht uit Indonesië en Afrika kruiden zoals kruidnagel, laurier, steranijs en kaneel mee. Dit waren kruiden die we in Nederland niet kenden. Er wordt geëxperimenteerd met de smaken en men ziet die kruiden langzaam maar zeker in de receptuur verschijnen. Ook in die van appeltaart.
Bij de rijkere klasse werd het in de 18de eeuw een gewoonte om een stukje appeltaart bij de koffie te serveren. Een teken van rijkdom; want je had dan niet alleen iemand in dienst die kon koken en bakken; je had ook een oven en veel tijd over (die betaald moest worden!) om een appeltaart te laten maken.
Toen had men één recept, vandaag de dag misschien wel duizenden. In Nederland alleen telt men al vele variëteiten van de appeltaart: met kruimels, met spijs, met banketbakkersroom, met of zonder krenten of rozijnen, met of zonder noten…Wel altijd met kaneel. En we kennen niet alleen de Nederlandse appeltaart, maar ook de Duitse “Apfelkuchen”, de Oostenrijkse “Strudel“, de Britse “apple pie” en de Franse “tarte au pommes”.
Links: